Op 18 augustus 1566 werd een groot Mariabeeld processiegewijs door Antwerpen gedragen. Al tijdens deze optocht werd Maria beklad door aanwezige protestanten. Na afloop, werd uiteindelijk het Mariabeeld in de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal van Antwerpen geplaatst. Op die manier konden katholieke gelovigen in de nabijheid van Maria bidden. Maar ook daar zorgde het beeld voor protestants verzet. De ordetroepen van de stad probeerden zoveel mogelijk de aanvallen op het Mariabeeld tegen te houden. Tot op het moment wanneer de ordetroepen vluchtten naar het stadhuis uit vrees voor rellen. De Antwerpse beeldenstormers grepen meteen hun kans om het Mariabeeld te verwoesten. Vervolgens vernielden de beeldenstormers de overige beelden, altaren en kapellen in de Antwerpse kathedraal. Daarna verplaatsten de vernielingen zich naar overige stedelijke kerken, kappelen en godshuizen.
Mariaverering als religieus offensief van de stad
De Beeldenstorm behoorde tot één van de vele religieuze spanningen die zich afspeelden doorheen de 16de eeuw in Antwerpen. Mede door het toedoen van de Beeldenstorm en de protestantse kritiek op de heiligenverering, verkondigden de jezuïeten het katholieke geloof via onder meer de heiligenverering. Zij probeerden de verheven en genadebemiddelende status van de heiligen te herstellen, aangezien deze rol werd afgewezen door de protestanten. Hierin nam de verering en de aanroeping van Maria als middelares een centrale plaats in voor de Antwerpse jezuïeten. Volgens hen had de Heilige Maagd Maria een belangrijke rol gespeeld in de bevrijding van Antwerpen onder calvinistisch bestuur. Maria’s centrale positie was immers geen toeval. De stichter van de jezuïetenorde, Ignatius van Loyola, ontving zelfs visioenen, waarin Maria hielp om de religieuze boodschap van de jezuïeten uit te schrijven. De prenten hierboven geven hiervan blijk. Maria met kindje Jezus werd centraal geplaatst en uitvergroot rondom de jezuïeten.
Mariale devotieprenten
Om de Mariaverering bij de bevolking te stimuleren, verspreidden de jezuïeten een veelheid aan mariale devotieprenten. Deze prenten representeerden vaak een gebeurtenis uit haar leven alsook haar verschillende verschijningsvormingen in diverse hoedanigheden.
De devotieprent hierboven dateert uit de 17de eeuw en werd wijdverspreid door de Antwerpse jezuïeten. Op deze prent wordt Maria afgebeeld als goddelijke en menselijke Moeder, als Hemelkoningin en als symbool van overwinning over het kwaad en zonde. Onder haar voeten worden een slang en halve maan afgebeeld. De slang symboliseert het kwaad. De maan representeert de nacht als teken van duisternis. Maria overmeestert als het ware het kwaad. Daarnaast verwijst de slang evenals naar het verhaal van Adam en Eva. Hierin verschijnt de duivel in de vorm van een slang, die Eva verleidt om van een appel te eten, waardoor de mensheid vanaf de geboorte voor altijd de erfzonde met zich meedraagt. Maria is echter de eerste mens sinds Adam en Eva die wordt geboren zonder de erfzonde. Hierdoor wordt Maria voorzien van een bijzonder status als ‘Onbevlekte Ontvangenis’. De Onbevlekte Ontvangenis van Maria wordt niet vermeld in de Bijbel, waardoor dit leerstuk is afgewezen door onder meer de protestantse kerken. Hierdoor propageerden de jezuïeten juist wél de Onbevlekte Ontvangenis van Maria als strijd tegenover de protestanten. Op die manier kreeg de mariale devotie een extra dimensie onder de jezuïeten.