Op het einde van de 15de eeuw kwam Antwerpen onder katholiek Habsburgs gezag. Vanaf dat moment kende Antwerpen een bewogen periode. Het groeiend aantal protestanten en de Opstand tegen het Spaans-Habsburgs gezag in de Nederlanden zorgden voor instabiliteit. De hertog van Alva (1507-1582), de Spaanse generaal en landvoogd van de Nederlanden (1567-1573), probeerde de tegenstanders hardhandig te onderdrukken en het katholieke herstel te ondersteunen.
Ondanks de verzetspogingen van de Spaanse generaal werd Antwerpen omgevormd tot een Calvinistische Republiek (1577-1585). Hierdoor brak een moeilijke periode aan voor de katholieken in Antwerpen. In 1585 slaagde Alexander Farnese (1545-1592), Spaans veldheer en landvoogd van de Nederlanden (1578-1592), er echter in om de protestanten tot overgave te dwingen. Na hun onderwerping stonden zij voor een bindend ultimatum: bekering tot de katholieke kerk of Antwerpen verlaten. Vanaf dat moment bevonden de nieuwe politieke en kerkelijke leiders van de stad zich in een uitdagende situatie. Zij moesten zoveel mogelijk achtergebleven protestanten zien te bekeren. Daarnaast moesten zij zorgen voor de sterke uitbouw van de katholieke geloofsbelijdenis in de stad. Hierin speelden onder meer de jezuïeten een belangrijke rol.